Zoeken in deze blog

zaterdag 9 juni 2012

Eet, drink en wees gelukkig. Ethische betekenis van maaltijdzorg



Hallo, in de vorige blogs ging het over de twee dementiewetten en het geheugen van mensen met dementie. 
Juist, ik heb gezegd dat mensen met dementie onder bepaalde omstandigheden toch iets kunnen 'leren',  al is dat niet letterlijk begrijpend leren. Het gaat om het impliciet of niet-declaratief geheugen.
Dat is ook boeiend (echt waar), en ik schrijf er nog eens over, maar ik beloofde afwisseling en daarom vandaag iets anders.


Verandering van spijs doet eten.


De ethische betekenis van maaltijdzorg
Ethisch = 1) fatsoenlijk 2) Behoorlijk 3) Netjes 4)Betamelijk 5) Braaf 6) Deugdzaam 7) Eerbaar 8) Zedelijk 9) Kuis 10) Moreel 11) Rein 12) Zindelijk 


Hulpverlening is altijd een ethisch geladen gebeuren omdat ze gericht is op menswaardigheid; het mens-worden, het mens-zijn, en mens-blijven.
In het geval van ouderenzorg 
Ethiek is voor watjes !
bij good practise/ goede praktijken

..wordt vooral de bevordering van het mens-zijn en -blijven van de oudere beoogd in tal van dagelijkse zaken, ook in het verlenen van maaltijdzorg. Maaltijden zijn dus een ethische kwestie.
Hulpverleners doen inzake maaltijden niet alleen technische handelingen, maar ook morele. Hierbij gaan ze, met het oog op het welzijn van één of meer ouderen op zoek hoe ze de maaltijdzorg zo goed mogelijk organiseren.
De basis van al onze beslissingen is 'het goede', het welzijn van de oudere persoon. We maken heus persoonlijke keuzes, maar het is uitgesloten dat we keuzes maken op basis van puur ons eigen gemak. Zonder die gerichtheid is hulpverlening een zinloze aaneenschakeling van handelingen.
Goede hulpverlening staat altijd op twee benen. Enerzijds het been van de deskundigheid waarop we voornamelijk steunen om technische oplossingen te vinden voor problemen. Anderzijds het existentiële en communicatieve been dat belangrijke waarden als betrokkenheid en gevoeligheid voor goed en kwaad in de hulpverlening brengt.
Helaas staan beide benen vaak op gespannen voet met elkaar door kostenbesparingen, onderbezetting en hoge werkdruk (Kunneman, 1996). Het gevolg daarvan is dat hulpverlening dan wordt herleid tot een reeks technische handelingen, waarbij het de hulpverlener ontbreekt aan waakzaamheid en gevoeligheid voor de ethische geladenheid van het dagelijks hulpverlenen.



ben jij een robot ?
is de oudere een robot ? een voorwerp ?
Als we de taken i.v.m. maaltijdzorg alleen op basis van routine uitvoeren, wanneer voeden een routine wordt, verschuift onze aandacht van de oudere naar de taak. Er wordt niet meer ingegaan op de signalen van de oudere. Het uitvoeren van de voorgeprogrammeerde taak wordt belangrijker dan de persoon. Het fenomeen 'eeltvorming' kan optreden: de hulpverlener wordt gaandeweg onverschillig voor de menselijke betekenis van het maaltijdgebeuren. hierdoor dreigt de maaltijdzorg 'mensonwaardig' te worden. 

Boekje staat tot uw beschikking in ons bibliotheekje

ethisch omgaan met ouderen
Chris Gastmans
Leuven, 2005
Uitgeverij: Davidsfonds/Leuven205 pagina's
Met illustraties
Bindwijze: Ingenaaid
ISBN: 90-77942-11-4
ASW: Algemeen boek
SISO: Ouderengezondheidszorg (614.25)
EAN: 9789077942116
NUR: Senioren (748)
Trefwoord(en): Medische ethiek; Ouderenzorg

Annotatie: Medisch-ethische beschouwingen.







Maria is een hoogbejaarde vrouw die in een ouderenvoorziening is opgenomen. Zij deelt de kamer met Frieda, die de laatste tijd duidelijk verschijnselen van dementie vertoont. Frieda heeft van bij haar opname ervoor gekozen de maaltijd op haar kamer te gebruiken. Maria daarentegen heeft de gewoonte elke middag de eetzaal te bezoeken. Zij besteedt graag veel tijd aan het middagmaal.
Sinds een week laat Maria omwille van flebitis 's middags de maaltijd op haar kamer bezorgen. Als naar gewoonte voert Maria al haar 'rituelen' uit tijdens de maaltijd (gebed, praten over de opgediende spijzen, enzovoort). Frieda daarentegen geniet niet van een rustige maaltijd. Zij eet zeer vlug en is bovendien zeer slordig met het eten. Frieda is klaar met eten als Maria nog aan het hoofdgerecht moet beginnen. De verpleegkundigen volgen uit gewoonte het ritme van Frieda. De tafel wordt dan afgeruimd, terwijl Maria nog aan het hoofdgerecht moet beginnen. Frieda vindt zo een snelle afhandeling aangenaam, maar Maria verzet zich ertegen. Telkens als zij zich heeft moeten haastenbij het eten, is haar humeur de hele dag verstoord.
Maria heeft haar langzame eetstijl reeds een keer proberen te verantwoorden door de verpleegkundige een artikeltje uit een lifestylemagazine te tonen waarin staat dat rustig eten een betere opname van de voedingswaarden tot gevolg heeft. Indien zij vervolgens de dag erna weer moet horen van de verpleegkundige dat Frieda toch 'zo flink' is ondat zij vlug eet, terwijl Maria vertraging veroorzaakt, verzet zij zich ertegen. De VP reageert met: 'We zullen je vanaf morgen wat vitamines met extra voedingssuplementen geven. je hoeft dan geen schrik meer te hebben dat je ondervoed zult geraken.'

Maria hecht veel waarde aan het maaltijdgebeuren. Voor haar heeft de maaltijd ook een sociale, animerende, psychische en religieuze betekenis
De taakgerichte zorgvisie van de verpleegkundige daarentegen is uitsluitend gericht op de lichamelijk-hygiënische aspectenen de tijdsefficiëntie van het maaltijdgebeuren. Niet de relationele context, maar de efficiënte uitvoering van opeenvolgende taken telt. 

Een relationeel verarmde basis geeft wel veel hulp hoor (zoals vitamines, voedingssuplementen..) maar weinig welzijn (zoals een goede maaltijd).

Waardegeladen probleemsituaties zijn meestal op te lossen doordat de betrokkenen met elkaar in gesprek gaan over hun waarden en normen en over hun aanvoelen omtrent goede zorg. Een individuele aanpak waarbij het versterken van de vertrouwensrelatie tussen de hulpverlener en de oudere prioriteit heeft werkt hier. De betrokkenen moeten leren nadenken over het eigen 'anders zijn'. Anders is niet onjuist of minderwaardig. Zo zullen hulpverleners ook minder snel overgaan tot veroordelen of beschuldigen ('ze doet het expres!').

Maaltijd als typisch menselijk verschijnsel,
meer dan behoeftebevrediging. 



Een maaltijdgebeuren heeft enkele kenmerken die de humane betekenis geven aan de maaltijd (Jacques de Visscher/ 1996, 1998).
De meest algemene opmerking die we over de humane betekenis kunnen geven, is dat het gebruiken van een maal wezenlijk verschilt van behoeftegestuurd opnemen van voedsel. Een hond wordt net als andere dieren 'gevoederd'. Het zou komisch klinken als we over een varken zouden zeggen dat het een maaltijd aan het gebruiken is. Omgekeerd zouden we schrikken als in de supermarkt de diepvriesmaaltijd met de benaming 'diepvriesvoedsel' of nog erger met 'diepvriesvoeder'. Alleen al de uitdrukking 'een maaltijd gebruiken' of 'tafelen' in plaats van 'voederen' maakt duidelijk dat het om veel meer gaat dan het biologisch verschijnsel van 'het stillen van de honger'. 


Het is waar dat we als we lange tijd niet eten, langzaam maar zeker sterven. Dit is een biologisch feit. Maar we eten niet alleen om in leven te blijven. Een louter biologische of nutritionele kijk op het maaltijdgebeuren doet tekort aan de rijke betekenissen die verbonden zijn aan bijvoorbeeld een maaltijd die in familiekring wordt gebruikt.
Een maaltijd gebruiken is een typisch menselijk gebeuren dat het niveau van de behoeftebevrediging overstijgt.
Overleving is niet het enige motief voor de mens om te eten. Behalve de biologische functie heeft een maaltijd ook een sociale (verbondenheid met tafelgenoten), psychologische (voldoening, welbevinden) en religieuze (de mens dankt God/ de natuur) betekenis.
Zo kan een pijnlijke stilte tijdens het eten iedereen duidelijk maken dat er iets niet in orde is. Meer zelfs, het kan het hongergevoel volledig doen verdwijnen.

Ook kwestie vormgeving van de maaltijd legt de mens een grote creativiteit aan de dag. Ontbijt, brunch, werklunch, fastfood, picknick, tapas, fingerfood, receptie, diner, feestmaal, foodsex: het zijn allemaal menselijke uitvindingen/ menselijke aankleding van het biologisch bepaald eet- en drinkgedrag.
Alleen in tijden van hongersnood is er weinig sier, maar zodra de grootste nood is gelenigd, treedt niet de onderliggende natuur maar de cultuur weer op de voorgrond. Niemand leidt een zuiver biologisch leven, ook niet in zijn eetgewoontes.
Het vormt een grote uitdaging het menswaardig karakter van de dagelijkse maaltijd in de ouderenvoorzieningen in alle omstandigheden zoveel mogelijk te garanderen.

Zingeving (niet saai!)
Het is waar, ondervoeding is een belangrijke risicofactor die aanleiding geeft tot een grotere mortaliteit (sterfte), een vertraagd herstel van ziekte, functieverlies en daardoor ook tot een verhoogde kans op opname in een ouderenvoorziening of hospitaal. In de vakliteratuur is veel informatie te vinden over verpleging en voedingszorg. Fysiologische aspecten van voeding krijgen hierbij vaak de meeste aandacht. Dit alles is zeer waardevol. Er wordt echter te gemakkelijk van uitgegaan dat ouderen op de eerste plaats behoeftige wezens zijn met allerlei noden waaraan we persé tegemoet moeten komen.
Maar de oudere mens moet niet worden beschouwd als een behoeftewezen, maar als een zinwezen. Hij is in zijn dagelijkse doen en laten, en dus ook in het maaltijdgebeuren op zoek naar menselijke betekenissen die hem het leven als zinvol doen ervaren.

Gezien de fundamenteel humane inbedding van het eet- en drinkgedrag verbazen we ons over het gebrek aan literatuurgegevens betreffende de mogelijkheden om de specifieke menselijke kwaliteit van het maaltijdgebeuren in de verzorgingsinstelling te verhogen. Het maaltijdgebeuren is een belangrijk zorgdomein waarin hulpverleners zich helemaal kunnen ontplooien als zorgdeskundigen (kenniswerkers). (Chris Gastmans & Linus Vanlaere, 2012)

helpen bij het opnemen van voedsel en vocht is een vorm van symbolische hulpverlening. Voeding zijn immers van oudsher symbolen van leven (breken van water en brood)

Via de maaltijdzorg kunnen hulpverleners uitdrukkinggeven aan hun respect voor de mensen in het algemeen, en de ouderen in het bijzonder.
De manier waarop zij zorg verlenen zegt ook veel over henzelf, over de mensen die zij zijn. Tijdens de 'alledaagse' (maaltijd)zorg laten zij zichzelf zien als unieke persoon. Zelfs onbewust laten ze zien dat ze mensen zijn die getuigen van respect (of het gebrek er aan) voor hun hulpbehoevende medemens.
Respectvolle, vriendelijke omgang zorgzame houding, spontaniteit en authenticiteit. Minstens even belangrijk als het invoeren van allerlei formele en meetbare kwaliteitsstandaarden is het cultiveren van deze morele houding bij hulpverleners. Het is iets dat ik met deze tekst probeer.

Habitus: bron van identiteit en stabiliteit 

Habitus = duurzame manier van waarnemen, denken en handelen, waarmee mensen zich in een 'maatschappelijk veld' kunnen handhaven en verder kunnen komen


Voor bewoners van een ouderenvoorziening is de maaltijd vaak ook een centraal gebeuren. het geeft structuur aan de lange dag (ontbijt, middaglunch, vieruurtje, avondmaal) en aan het jaar (bijvoorbeeld door het gebruik van seizoensgroenten en -fruit). Het betekent voor hen ook vaak een lichamelijke en psychische genotservaring. Het is ook meer dan eens een centraal onderwerp van gesprek (discussie over smaak of bereidingswijze). Het is een van de weinige redenen om zijn kamer te verlaten en zich onder de medebewoners te begeven. Hoe kleiner de wereld van de oudere wordt hoe groter de kans dat de maaltijd het middelpunt van zijn leefwereld wordt.

De voldoening die de oudere ervaart van de maaltijd hangt niet alleen af van de kwaliteit en de kwantiteit van het voedsel, maar ook van de sociale context, de afstemming op de persoonlijke eetgewoontes, de omstandigheden (o.a. de ruimte en de tijd) waarin het maaltijdgebeuren plaatsheeft. Met andere woorde, centraal in de beleving van de oudere staat het gerespecteerd worden in zijn eigen maaltijdcultuur die hij tijdens zijn leven heeft opgebouwd. De oudere moet beschouwd worden als een wijs en ervaren persoon die tijdens zijn leven persoonlijke opvattingen en praktijken heeft ontwikkeld inzake de structuur en het verloop van de maaltijd, gewoonten en gebruiken voor, tijdens en na de maaltijd, aversies en voorkeuren ten aanzien van voedsel, symbolische betekenissen, enzovoort.
De integratie van persoonlijke voedingspatronen in een maatschappelijk en cultureel kader verleent de persoon identiteit (weten wie je bent en bij wie je hoort), stabiliteit en basisvertrouwen.

Habitusverlies:
Niet meer in staat zijn om de maaltijd te gebruiken zoals ze dat gewoon waren. Verstoring of verlies van habitus gaat gepaard met gevoelens van schaamte, minderwaardigheid, identiteitsverlies, angst en agressie. Ouderen die te maken krijgen met dat verlies geven doorgaans weinig of geen uiting aan hun problemen. De uit hun kindertijd aangeleerde houding van gehoorzaamheid, evenals de sterk aanwezige (vooroorlogse) opvatting 'dat er gegeten wordt wat de pot schaft' maken dat oudere mensen hun problemen zoveel en zolang mogelijk verborgen houden. Indien dit laatste niet meer mogelijk is, bijvoorbeeld door frequent morsen, overheerst vaak een gevoel van schaamte of zelfs van schuld.

Hulpverleners gaan er vaak van uit dat alles goed gaat, zolang het maaltijdgebeuren hygiënisch en ordelijk verloopt en binnen de tijslimiet wordt afgerond. Problemen van de ouderen worden pas echt opgemerkt als voor de omgeving merkbaar worden (weigeren te eten, morsen, storend gedrag vertonen, niet kunnen eten), terwijl het belevingsaspect onderbelicht blijft.

Het mag niet als bedreigend gezien worden als een oudere uitdrukking geeft aan zijn frustratie en aan zijn negatieve beleving van het maaltijdgebeuren. Integendeel, ouderen kunnen het als geruststellend ervaren als zij een kans krijgen om in alle eerlijkheid te zeggen dat hun huidige beleving van de maaltijd grondig verschilt van die van vroeger.
Aangezien de oudere persoon zich in een min of meer afhankelijke positie bevindt, dient de hulpverlener een zekere verantwoordelijkheid op zich te nemen om problemen en de reacties van ouderen daarop bespreekbaar te maken.


Van de hulpverlener wordt daarom initiatief verwacht en een houding die uitnodigt tot gesprek. Hier is een kwaliteit van nabijheid nodig die opnieuw kan motiveren tot het leven, ook tot het leven met beperkingen. Openheid voor de beleving van de oudere getuigt van professionaliteit en van de bereidheid zijn zorgpraktijk kritisch te bevragen en zo nodig aan te passen ter bevordering van het welzijn van de oudere.


Ben jij zo een persoon?
.. of ben je een zorgrobot ?










Smakelijke groeten van Clark Kent !


Geen opmerkingen:

Een reactie posten