Precies op de dag waarop heel Italië toekeek hoe het Italiaanse Hof van Cassatie de veroordeling van Silvio Berlusconi wegens fraude bevestigde en heel Spanje volgde hoe premier Mariano Rajoy zich in het Spaanse parlement moest verantwoorden in een zwartgeldzaak, nam op het Antwerpse Schoonselhof een kleine groep intimi afscheid van 

Raoul Stuyck.



De jonge generatie kent Stuyck niet meer, de ouderen willen hem liefst vergeten. Eind vorige eeuw was Raoul Stuyck nochtans een allemansvriend bij de top van de Antwerpse politiek en zakenwereld. Stuyck organiseerde een systeem van zwarte facturen waarvan iedereen beter werd, behalve de fiscus. Het was bijzonder cynisch dat zo veel politici in zijn spel meespeelden.

Nadat een ijverige onderzoeksrechter het systeem had uitgespit en het netwerk blootgelegd, werd Raoul Stuyck zwaarder gestraft dan het schoon volk dat van zijn diensten gebruik placht te maken. De bedrijfsleiders en politici kwamen er zonder of met relatief lichte straffen af. Voor hen leek de zaak afgehandeld.

In werkelijkheid lieten al die corruptiezaken wel sporen na. Ook al gingen de betrokken soms vrijuit, of kregen ze achteraf eerherstel, de affaires troffen de politiek in het hart. Alleen wisten de partijhoofdkwartieren niet goed hoe om te gaan met het cynisme en de bitterheid waarmee almaar meer burgers zich begonnen uit te drukken over hun politici. Neem bijvoorbeeld dat harde, onvriendelijke woord ‘zakkenvullers’. In de Wetstraat symboliseert die term de ‘antipolitiek’. En dus is het absoluut not done het vermaledijde z-woord te gebruiken. ‘Zakkenvullers’ is taboe. In de Wetstraat toch. Niet op café, of in de huiskamers. Daar weet iedereen wat het woord wil zeggen, en voor welke beroepsgroep het dient. Namelijk voor hen die door Stuyck op hun wenken werden bediend.

Als beleidspartijen het vandaag zo moeilijk hebben om nog respect af te dwingen bij de kiezers – kijk naar de erosie van hun stemmenpercentages – komt dat niet alleen door de kwaliteit die de oppositie- en zweeppartijen brengen of brachten. Het komt ook omdat de politiek een deel van haar gezag verloren heeft, onder meer door affaires zoals die van Stuyck. En dat is een serieuze handicap in tijden dat regeringen van de bevolking ‘zware inspanningen’ vragen.

Intussen is de term ‘zakkenvullers’ voor nog een andere beroepsgroep weggelegd: de bedrijfsleiders. Het begon met het blootleggen van de bedrieglijke constructies achter Lernout & Hauspie. Het ging verder met het uitlekken van bonussen en vertrekpremies die vele veelvouden bedroegen van wat een gewone werknemer tijdens zijn hele leven bijeen gespaard krijgt. Het bereikte zijn dieptepunt met de spectaculaire val van banken als Fortis of Dexia. En dus luistert de man in de straat steeds norser naar de ooit gezaghebbende stemmen van bedrijfsleiders die oproepen tot inspanningen: langer werken, geen index, minder loon. Waarom zou men?

Elders in Europa valt het ook op: het gemis aan legitimiteit om beleidslijnen uit te zetten, te regeren, te beslissen. In Italië mag Berlusconi’s aanhang een hoge borst opzetten, in Spanje mag Rajoy het parlement de mond snoeren door iedereen corrupt te maken (‘alle partijen betaalden hun topmensen extra’s’): het is op zijn best kortetermijngewin. Of het in Rome of Madrid is of in Brussel of Antwerpen: corruptie begint bij de hebzucht en het eigenbelang van een handvol politici en zakenlui, en eindigt bij de teloorgang van het begrip ‘collectief belang’ in brede lagen van de bevolking. Iedereen gaat vooral voor eigen voordeel. Raoul Stuyck heeft school gemaakt.

Walter Pauli